Dinsdag 16 november 2021. Buiten is het 7C; in de sponsorruimte van het Fortuna Sittard Stadion is het aangenaam. Fortuna Online treft er Fortuna’s algemeen directeur Ivo Pfennings. Sittardenaar Pfennings speelde tussen 1994 en 2001 59 officiële duels voor Fortuna Sittard. In 2018 keerde hij terug als algemeen directeur. Daartussenin zit een carrière in de bankenwereld. In twee delen overlopen we zijn periodes bij Fortuna Sittard. Eerst zijn spelerscarrière.
Eind jaren tachtig / begin jaren negentig doorloop je de jeugdopleiding van Fortuna Sittard. Had je van jongs af aan de drang om koste wat kost profvoetballer te worden? Of was er ook nog ruimte voor alternatieven?
Nee, er was maar een ding in mijn jeugd en dat was voetbal. Profvoetballer is iets wat ik absoluut wilde bereiken en daar moest echt alles voor wijken. Als ons gezin ergens naartoe ging, ging ik alleen mee als ik een bal mocht meenemen. En dan ging ik in mijn eentje de bal hooghouden of andere oefeningen doen.
Als kind ben ik er ook bij geweest toen mijn vader profvoetballer was. Dat heeft onbewust wellicht ook een rol gespeeld. Ik zie mezelf bijvoorbeeld terug op foto’s op de markt toen Fortuna in 1982 promoveerde en ik (als jongentje van vijf) met mijn vader in de bus door de stad trok.
Ik heb er ook alles aan gedaan om dat doel te bereiken. Moest ook, want ik moest het niet hebben van mijn techniek, maar qua inzet en mentaliteit zullen er weinig spelers geweest zijn die boven mij uitstaken.
Je vader speelde lange tijd voor Fortuna Sittard (vader Huub Pfennings speelde bijna 300 officiële wedstrijden voor Fortuna SC / Fortuna Sittard). Hoe keek hij er tegen aan dat je profvoetballer wilde worden?
Mijn vader, of breder, mijn ouders hebben me niet ‘gepusht’ om profvoetballer te worden. Mijn vader vond het leuk dat ik dat ambieerde, maar hij heeft me daar vrij in gelaten. Bijsturing was overigens toch zinloos geweest, want ik had maar een ambitie: profvoetballer worden! Ik denk dat mijn vader die karaktertrek van zichzelf in mij herkende. Hij wist dus dat bijsturing kansloos was, als hij al had willen bijsturen.
Je speelt in een gouden lichting in de jeugdopleiding bij Fortuna Sittard. Mark van Bommel, Fernando Ricksen, André van der Zander, Bart Meulenberg en Ronald Dassen breken allemaal door. Ben je in de jeugd een betere voetballer geworden omdat je met zoveel talent kon samen spelen?
Ja, je wordt beter door met veel talent samen te spelen. Ook niet vergeten, omdat we zoveel talentvolle spelers hadden, speelden we als team ook in de hogere regionen van het jeugdvoetbal en ook daar word je individueel beter van. Toch is dat niet het hele verhaal. In die jaren maakten we ook veel vlieguren. Ik sloot op mijn twaalfde aan bij de Fortuna-jeugdopleiding. We trainden vijf dagen in de week. Elke dag van 8.30 tot 14.30uur naar school. Daarna naar de club, waar we tot 17.45uur onder begeleiding huiswerk maakten. Daarna trainen tot 19.30uur. Douchen, eten en naar huis. Zaterdag wedstrijd. Alleen de zondag was beschikbaar voor iets anders. En dat week in week uit. We offerden dus onze jeugd op voor de kans profvoetballer te worden.
Dus de combinatie van trainen met talentvolle spelers, elke week topduels spelen en heel veel trainen heeft ervoor gezorgd dat we destijds een hoger niveau haalden dan anderen.
Kon je je in de jeugd goed meten met die jongens, die—net als jij—later zouden doorbreken?
Ja, op karakter en inzet hield ik mij staande en was ik altijd basisspeler in de jeugdrangen. Naarmate we ouder werden en we gingen meetrainen en meespelen bij hogere elftallen zag je toch wel verschil. Mark van Bommel en Fernando Ricksen hadden zich binnen een week aangepast aan dat hogere niveau; ik had dan toch twee à drie maanden nodig om aan dat hogere tempo te wennen. Daar zag je wel het uitzonderlijke talent van die twee.
Je debuteert op 19 augustus 1994 als achttienjarige als invaller in een bekerduel tegen eredivisionist Roda JC. Fortuna is het seizoen in de eerste divisie zonder al te veel ambities begonnen, maar Fortuna wint met 2-1. Het eerste teken dat er misschien meer in het vat zit. Zagen jullie dat als spelers ook zo na dat duel?
Goh, dat duel ben ik vergeten. Ik dacht dat ik debuteerde tegen VVV thuis [Ivo maakte zijn debuut in de basis in de competitie thuis tegen VVV Venlo op 18 maart 1995 (2-0 winst), FO]. Wat ik me herinner van dat elftal is dat je vanaf dag één merkte dat er een goede ‘vibe’ in het elftal hing. Het was een mix van jonge spelers uit de eigen jeugd en ervaren spelers. En van die ervaren spelers kwamen er ook nog een deel uit de eigen jeugd, zoals Fuat Usta, Wil Boessen, Raphael Losada en Robert Loontjens. En dat geheel pakte zich goed samen. Vanaf dag één was het een hecht team. Met Pim Verbeek had je een strenge trainer, maar wel een trainer die in je geloofde, die geloofde in eigenjeugdspelers.
Pim Verbeek zou later zijn populariteit bij de fans verliezen door het negatieve voetbal in de eredivisie, maar hij is wel de enige trainer die Fortuna Sittard ooit kampioen maakte. Wat was zijn bijdrage aan het kampioenschap?
Verbeek was hard en duidelijk, maar liet wel ruimte voor het groepsproces. Ik vond hem echt hard, maar hij was ook mijn eerste trainer na de jeugdopleiding, dus ik wist ook niet beter! Hij eiste elke dag de volle honderd procent inzet. Nu zal iedere trainer dat zeggen, maar Verbeek deed het ook.
Als je als team eenmaal in een ‘flow’ terechtkomt, een team waarin iedereen voor elkaar wil vechten, waarin iedereen elkaar begrijpt, waarin een goede sfeer hangt, dat iedere week inzet en passie toont, waar dan het publiek achter gaat staan, dan hoef je als trainer alleen nog maar het proces te bewaken en waar nodig bij te sturen en dat deed Verbeek.
Je speelt acht competitieduels in dat eerste jaar, waarin Fortuna kampioen wordt. Een van die acht duels is een basisplek in het kampioensduel in Velsen. Wat herinner je je daar nog van?
In het voorafgaande duel thuis tegen De Graafschap liep Mark van Bommel tegen een uitsluiting op. Rechtsback Fernando Ricksen schoof op naar het middenveld en dus kwam er een basisplek vrij voor mij als rechtsback. Dat was fantastisch. Ik schuurde al tegen de basis aan dus in die zin kwam het niet als een verrassing dat die opengevallen plek voor mij was, maar toch om als jongen van Sittard (geboren binnen de stadswallen!) de kampioenswedstrijd te mogen spelen, dat is fantastisch.
Zenuwachtig?
Gezonde wedstrijdspanning. Er stond natuurlijk nogal wat op het spel. Een nederlaag zou ons het kampioenschap kunnen kosten. Dus toen de 0-1 en 0-2 viel, kwam er wel wat druk vanaf. Voor mij was die basisplek in dat duel een bekroning.
Noem de drie belangrijkste redenen waarom Fortuna Sittard dat seizoen kampioen werd.
- Goede balans in het elftal van talentvolle jeugdspelers en ervaring;
- Alles over willen hebben voor elkaar;
- Onoverwinnelijkheid. Het publiek ging erachter staan, iedereen geloofde erin. Overal waar je kwam, ging het over Fortuna. Het is iets ontastbaars, want ondanks dat anders ploegen wellicht betere spelers hadden, waren wij een hecht team.
Fortuna en jij promoveren naar de eredivisie. Je bent dan altijd nog maar negentien jaar. In anderhalf seizoen speel je 27 duels in de eredivisie. Als ik je op 17 december 1996 (de dag voordat je je been op drie plaatsen zou breken in een duel tegen NAC) had gevraagd naar je doelen in je carrière (tijdens en na je spelersloopbaan), wat had je dan gezegd?
Op dat moment kreeg ik veel vertrouwen van trainer Pim Verbeek. Ik had dan nog wel geen vaste basisplek, maar ik hoorde wel bij de eerste vijftien spelers. Voor mij was het op dat moment op die leeftijd belangrijk om wedstrijden te spelen, vlieguren te maken en te trainen op hoog niveau. Mijn doel op dat moment was om in de komende twee à drie seizoenen minimaal zestig eredivisiewedstrijden te spelen en niet geblesseerd te raken, wat de basis zou moeten vormen om nog tien tot twaalf jaar door te voetballen.
Op dat moment was ik niet bezig met een carrière buiten het voetbal. In mijn eerste seizoen had ik een koelkastcontract, maar toen we promoveerden naar de eredivisie kreeg ik een contractverbetering, waar ik blij mee was. Dus op dat moment was ik een tevreden man in het voetbal en zag ik daar mijn toekomst liggen.
Op 18 december 1996 slaat het noodlot dus toe. Je revalidatie duurt alles bijmekaar drieënhalf jaar. Hoe verklaar je dat je het bijltje er destijds op enig moment niet bij neer hebt gegooid? En heb je in die periode ook nagedacht over een alternatieve carrière?
Om te beginnen ben ik iemand die altijd positief is ingesteld. Het is ook niet zo dat ik op dag één wist dat ik drieënhalf jaar moest revalideren. Voor mijn eerste blessure (scheenbeenbreuk) stond een half jaar herstel, maar dat herstel vlotte niet, omdat ik naast een scheenbeen ook een enkel had gebroken (maar dat laatste was lange tijd onopgemerkt gebleven). Toen ik daar eenmaal van was hersteld, scheurde ik een kruisband af, waar ook weer negen maanden revalidatie voor stond. Dus zo ging het van de ene revalidatie naar de andere, die in totaal drieënhalf jaar duurde.
Tuurlijk waren er momenten waarop het heel moeilijk was, maar fysiotherapeut Egid Kiesouw heeft me zo goed begeleid en geholpen in die tijd en ik was ook niet alleen. Er waren ook andere spelers die revalideerden met wie je dan optrok. Daar keek je dan naaruit, maar zwaar was het zeker.
Aan de start van het seizoen 00/01 geeft Henk Duut je een nieuwe kans. Je zult nog vijftien competitieduels spelen. Je krijgt geen nieuw contract. De fans starten een actie om je te behouden. De supporters missen mentaliteit in de selectie. Jij bent de verpersoonlijking van mentaliteit. Hadden de supporters gelijk, dat er qua mentaliteit nogal wat schortte aan dat elftal?
Ik kan me dat elftal nog herinneren. Halverwege kwam Jan van Halst erbij. Toen gebeurde er wel wat. Hij heeft een grote rol gespeeld bij de handhaving van Fortuna dat seizoen. Tuurlijk, het was minder dat seizoen, maar we waren ook wel verwend in de voorgaande jaren, met spelers als Wilfred Bouma, Kevin Hofland, Mark van Bommel, Fernando Ricksen, Patrick Paauwe, Jürgen Dirkx, Regillio Simons en Michael Jeffrey. Het is voor een club als Fortuna ook erg lastig om elk jaar weer spelers van dat kaliber te halen. Als het dan een jaar tegenzit, dan merkte je dat meteen aan de prestaties. Maar we bleven er wel in en ik ben blij dat ik mijn carrière bij Fortuna heb kunnen afsluiten met handhaving.
Maar het viel je wel zwaar dat je geen nieuw contract kreeg.
Ja, het viel me zwaar. Ik was geen dure speler. Ik denk dat ik een bruikbare speler was. Ik werd toen bijna elke wedstrijd negentig minuten toegezongen door de fans. Jongen van de streek; jongen van de club. Wat had het uitgemaakt om mij bij de selectie te houden?
Maar goed, Hans Verèl, de nieuwe trainer, wilde complete vernieuwing. Oké, dat kan. Even goeie vrienden. Dat heb ik geaccepteerd en achteraf ben ik zelfs blij dat ik op dat moment besloten heb om voor een maatschappelijke carrière te kiezen, in plaats van verder te gaan, want ik had me toch nooit financieel onafhankelijk kunnen spelen in het voetbal.
En dus werd ik genoodzaakt op jonge leeftijd na te denken over mijn toekomst, wat ik anders had uitgesteld. Ik wist al snel dat ik geen trainer wilde worden.
Je profcarrière is op 25-jarige leeftijd ten einde. Je speelt nog een paar seizoenen bij Germania Teveren en SV Meerssen, maar dan hou je ermee op. Noem eens drie dingen die je in je spelerscarrière hebt geleerd waar je later en nu nog profijt van hebt?
- In het profvoetbal word je op heel jonge leeftijd volwassen. Als zeventienjarige speel je met 35-jarige spelers. Je hebt te maken met trainers, supporters, sponsoren en bestuur. In die omgeving word je snel volwassen.
- Doorzettingsvermogen. Dat heb ik nu nog. Ik kan niks voor tachtig procent doen.
- Genieten. Gedurende mijn spelerscarrière stelde ik me vaak doelen, maar als ik die doelen dan realiseerde, kon ik daar niet van genieten, omdat ik alweer met het volgende doel bezig was. Nu neem ik daar wel de tijd voor.
En als ik dan nog een vierde punt mag noemen: teamwerk. Als je een goed team hebt, kun je veel verder komen dan als je alleen maar mensen met individuele kwaliteiten hebt.
Je pakt al snel een studie commerciële economie op aan Hogeschool Zuyd. Had je altijd al het plan om commerciële economie te gaan studeren?
Nee, eigenlijk wilde ik fysiotherapeut worden. Het leek me wel leuk om als fysiotherapeut mensen te gaan begeleiden tijdens hun revalidatie. Per slot van rekening had ik ruime ervaring als patiënt, omdat ik zelf lange tijd gerevalideerd had. Ik heb die studie niet gedaan, omdat dat toen alleen voltijds kon in de regio. Ik wilde parttime studeren, zodat ik ook ernaast kon werken. Het kon wel parttime in Breda, maar ik wilde niet verhuizen.
Hoe ik uitkwam bij commerciële economie? Op de HAVO was ik goed in economie en praten gaat me makkelijk af, dus commerciële economie!
Je viel dus niet in een zwart gat. Miste je het voetballeven tijdens je studie? En ging je ook nog wel eens kijken bij Fortuna, of was de pijn te groot?
Nee, ik ben niet in een zwart gat gevallen. Ondanks mijn blessures kijk ik toch terug op een succesvolle carrière. Ik heb het altijd op basis van inzet, karakter en mentaliteit moeten doen en ik heb alles eruit gehaald wat erin zat. Ook als ik die blessures niet had gehad, denk ik dat ik op een gegeven moment mijn maximale niveau zou hebben bereikt, wat waarschijnlijk beneden het niveau zou zijn geweest om bij Fortuna te slagen.
Ik ben kampioen geworden; ik heb eredivisie gevoetbald, ik ben in elk stadion geweest. Dus ik heb redelijk makkelijk de knop kunnen omdraaien en ben dus niet in een zwart gat terecht gekomen. Ik had er ook een leuk leven naast. Ik heb hier altijd gewoond, heb hier mijn vrouw, mijn vrienden, mijn ouders. Ik had hier mijn leven en dat stopte niet omdat ik stopte met voetballen, dus was de overgang niet zo groot.
In het begin ging ik nog wel eens kijken naar Fortuna, later sporadisch. Een seizoenskaart had ik niet.
Deel 2 van het interview met Ivo over zijn huidige rol bij Fortuna Sittard, lees je hier.