Fortuna’s meeste bekende ‘G-voetballer’ is niet iemand van Fortuna’s G-team, maar Danny Schreurs. Schreurs verlaat MVV met problemen, groeit in Sittard-Geleen uit tot publiekslieveling, maar kiest vanwege Fortuna’s financiële problemen voor een contract bij het toenmalige FC Zwolle.

Na een periode bij Willem II keert Schreurs terug naar Fortuna en scoort in een half seizoen negen doelpunten. Zijn vertrek naar MVV zet kwaad bloed bij fans, maar dat is niks vergeleken bij de emoties die zijn transfer van MVV naar Roda JC oproepen.

Na één seizoen Parkstad is het gedaan met Schreurs’ voetbalcarrière en komt eigenlijk pas twee seizoenen later weer op stoom bij de amateurs van RKSV Heer.

‘Een speler met een gebruiksaanwijzing’, hoor je dan. En iemand ‘waarbij je de juiste snaar moet raken’. Hoe dan ook: voor iemand als Schreurs heb je al gauw een zwak, maar ook iemand die ongetwijfeld wat extra aandacht nodig heeft. Of iets onverwachts zegt of doet, terwijl hij zich van geen kwaad bewust is.


Oké, één zo’n speciale gast in je team vergt misschien wat aanpassingen, maar hoe begeleid je een G-team? We hebben geen idee en vragen het gewoon aan Theo Vroomen. Samen met Randy Vroomen vormt Theo de technische en begeleidingsstaf van Fortuna’s G-vriendenteam.

We hoorden een eerste keer over Fortuna’s G-vriendenteam toen jullie het door FC Robinstijn georganiseerde G-Stars toernooi wonnen. Welke weg hebben jullie tot dusver afgelegd?
‘Dat is een toernooi dat we in Eindhoven hebben gespeeld. In die periode voerden we met Wil Helwig, Wil Paauwe en Roland Hintzen van Fortuna gesprekken om te onderzoeken of we in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) onder de vlag van de club een G-elftal konden opstarten. Ook een vertegenwoordiger van FC Robinstijn zat destijds aan tafel. Beide partijen reageerden gelukkig positief op ons plan.’

‘Maar rond die tijd werd dus ook een landelijk toernooi georganiseerd in Eindhoven voor G-voetballers. Allerlei clubs, zoals FC Groningen, Ajax en zelfs een Duitse ploeg namen daaraan deel. Ik had nog geen G-elftal, maar er stond wel een toernooi op de agenda. Ik was destijds bij EHC aan de slag, een club die over drie G-elftallen beschikt.’

‘Vanuit die drie elftallen hebben we één elftal samengesteld dat ging deelnemen aan het G-Stars toernooi. Een gemêleerd gezelschap, maar het ging zó goed dat we Roda JC in de finale versloegen.’

Winnaars: het G-team dat het G-Stars Toernooi won laat zich uitgebreid fêteren! 

‘Dat was helaas niet het huidige G-elftal, maar een soort ‘noodteam’, samengesteld uit spelers afkomstig van EHC, de vereniging waaraan ik destijds verbonden was.’

‘Vlak daarna zijn we aan de slag gegaan met een eigen G-elftal, een Fortuna G-elftal. En dan begint het: je moet spelers hebben. Om spelers te kunnen aantrekken hebben we een selectiedag georganiseerd. We hebben via de website van Fortuna de vraag gesteld: ‘Wie er interesse heeft om in het G-team van Fortuna te komen spelen?’ Heb je dat en val je in de juiste leeftijdscategorie? Geef je dan op!’

‘We zijn uitgegaan van een leeftijdscategorie van 18 jaar tot pakweg 35 jaar zodat je in ieder geval aan een seniorencompetitie kunt deelnemen. Uiteindelijk kwamen daar zo’n 40 spelers op af. Daaruit hebben we een selectie gemaakt van ongeveer 13 spelers. Zo is het team ontstaan.’

Toen we zelf in oktober 2004 (als supporter) debuteerden bij het G-voetbal schreven we daar het volgende over: ‘Eens kijken, hoe ziet dat eruit, dat G-voetbal. Er wordt tweemaal 20 minuten 10 tegen 10 gespeeld op een veld met een lengte van zo’n 70 meter, zaalvoetbaldoelen, een strafschopgebied is in geen velden of wegen te bekennen en we hoeven ons vandaag waarschijnlijk ook niet te storen aan ‘al dan niet buitenspel’, want daar doen ze hier niet aan.’ Welke dingen hebben we over het hoofd gezien?
‘Ik durf niet te zeggen hoe de situatie er in 2004 exact uitzag. Pff, ik vraag me af of er destijds al sprake was van een officiële competitie. Maar vanuit die periode heeft er wel degelijk een evolutie plaatsgevonden. Zo is de KNVB met een officiële landelijke G-competitie gestart die is verdeeld tussen een najaars- en voorjaarscompetitie. De mate waarin G-teams voor handen zijn is bepalend voor de grootte van de poules. Zo heb je poules die bestaan uit vijf ploegen, maar ook poules van zes of zeven ploegen komen voor.’

‘Het is geen keiharde eis, maar de stelregel is dat je minimaal met zeven spelers voetbalt. Of je nu zeven tegen zeven, negen tegen negen of tien tegen tien speelt: dat maakt eigenlijk niks uit. De spelregels zijn vergelijkbaar met futsal, maar daar ben ik het niet helemaal mee eens. Want in de zaal is fysiek contact niet toegestaan, terwijl fysiek contact (binnen bepaalde grenzen) bij het G-voetbal gewoon is toegestaan.’

‘Je mag geen slidings maken, de buitenspelregel wordt niet toegepast en het veld en de doelen zijn kleiner. Maar daarbuiten is het eigenlijk hetzelfde als regulier veldvoetbal.’

‘Er heeft dus wel degelijke een ontwikkeling plaatsgevonden, waarbij ook onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende klassen. Zo heb je bijvoorbeeld de Derde Klasse, waarin clubs spelen met spelers die een flinke beperking hebben, vaak met een beperktere motoriek.’

‘Ook hebben de spelers vaak een cognitieve beperking hetgeen ze belemmert het spel ‘goed te snappen’. Deze doelgroep moet je echt een uurtje lekker laten voetballen en veel plezier laten hebben. Dat is het allerbelangrijkste.’

‘Vervolgens heb je de Tweede Klasse waarin spelers voetballen die een stukje beweeglijker zijn en over meer voetbalvaardigheden beschikken. Dat is een stapje hoger.’

‘Tenslotte heb je nog de Eerste Klasse en dat is voor spelers waarbij je meteen ziet: dat zijn echte voetballers. Maar of je nu in de Eerste, Tweede of Derde Klasse speelt: je kunt elke speler iets leren, niemand uitgezonderd. Maar de stappen zetten in de Derde Klasse is lastiger en de stappen zijn minder groot.’

‘Fortuna is destijds gestart in de Tweede Klasse. Het belangrijkste bij het selecteren van spelers is kijken of ze bij elkaar passen. Want hoe je het went op keert: het zijn allemaal jongens met een beperking die stuk voor stuk een iets andere benadering vragen.’

‘Zo heeft iedereen een andere tolerantiegrens, net zoals wij als staf die ook hebben. Maar als zich iets voordoet dat buiten hun comfortzone valt, dan kan dat een explosieve situatie opleveren. Daar moet je rekening mee houden bij de samenstelling van je team.’

‘Een rouwdouwer in een team plaatsen dat verder bestaat uit jongens die vooral plezier willen maken, dat werkt niet. Past het als groep bij elkaar? Dat is de belangrijkste vraag die je je begeleidingsstaf steeds moet stellen.’

‘Tijdens de selectiedag hebben we daar vooral op gelet en een eerste schifting gemaakt. Dit pas wel, dat niet, maar dan is het nog te vroeg om te bepalen of iemand het niveau wel of niet aankan. In het artikel op Fortuna’s website hebben we ook uitdrukkelijk vermeldt dat we spelers zoeken met enige voetbalachtergrond. Dat speelt uiteindelijk toch mee.’

Waar let je specifiek op?
‘Hmm, kan deze speler een bal 25 keer hooghouden? Dat interesseert me helemaal niet! Maar hoe beweegt iemand in een team? Hoe vinden de spelers elkaar op het veld? Dat is veel belangrijker.’

‘Trainingen zorgen ervoor dat ze voetballend beter worden, want je gaat je uiteindelijk toch afvragen waar je groei kunt realiseren. Dat is toch wel belangrijk, omdat we maar één team hebben. We kunnen niet doorselecteren en iemand doorschuiven naar een ander elftal of juist andersom.’

‘Nadat we een selectie hadden samengesteld volgt een tweede fase: trainingen verzorgen, maar ook organisatorisch moet er veel gebeuren. Vanuit de MVO-afdeling van de club hebben we heel veel steun gehad op dat vlak.’

‘Zo heb je kleding nodig en er moeten trainingsfaciliteiten komen. En waar ga je je wedstrijden spelen? Dat moet je allemaal regelen voordat je écht kunt starten. Daarin heeft Fortuna veel ondersteuning geboden.’

‘Wij als staf zijn primair verantwoordelijk voor het verzorgen van trainingen, maar onze echtgenotes hebben een niet te onderschatten rol op de achtergrond gespeeld. En vanaf dag één is Wil Helwig onze shirtsponsor.’

‘En dan komt het moment dat de spelers zich elkaar een eerste keer ontmoeten in het kleedlokaal en zijn de trainers aan zet. Zet maar eens 13 wildvreemden bij elkaar. Dan moet je je ogen goed de kost geven. Hoe gaat dat? En hoe gaat dat met elkaar?’

‘Één van onze spelers heeft een fysieke beperking en heeft moeite met het strikken van zijn veters. Het is mooi om te zien dat andere spelers hem zien worstelen, opstaan en hem helpen. De ultieme ‘G-gedachte’! Zo zitten al die jongens ook in elkaar.’


‘G-gedachte’: je bekommeren om een ander

‘We hadden nog geen bal getrapt, maar die eerste keer in het kleedlokaal, dan merk je vrij snel dat het wel goed zit. Elkaar helpen en elkaar steunen in dingen, dat is zó belangrijk! En dan ga je eindelijk het veld op.’

Daar haal je je voldoening uit?
‘Ik heb in het reguliere jeugdvoetbal getraind en ik heb G-teams onder mijn hoede gehad. Als je mij laat kiezen, nou, dan kies ik toch voor het G-voetbal. Vanwege de unieke personen. Al die gasten zijn goudeerlijk. Ze zijn heel erg toegewijd, heel leergierig ook. Vergelijk dat eens met een regulier jeugdelftal. Qua discipline is dat een wereld van verschil. En dan spreek ik niet over discipline die ik hen opleg, nee, dat zit in die jongens zelf.’

Dus niemand meldt zich af voor een training?
‘Jawel, dat komt voor, maar we eisen wel dat ze zich afmelden met een geldige reden. Maar let op: het is niet zo dat ze niet komen omdat ze geen zin hebben.’

Tot zover de spelregels. Op welke gebieden verschillen de spelers ten opzichte van het reguliere voetbal? Op de website www.unieksporten.nl lezen we dat er sprake is van kan zijn van een Autisme Spectrum Stoornis (ASS), een meervoudige of verstandelijke beperking. Kunnen je daar iets over vertellen?
‘Autisme is een label met ontzettend veel variaties. Niemand is hetzelfde. Voorbeeld: iemand met autisme kan heel veel problemen hebben met lichamelijk contact. Maar dat is in het voetbal onvermijdelijk. En om juist daarin mee te gaan kan voor iemand juist heel bezwaarlijk zijn.’

‘Iemand kan dan een bepaalde vorm van terughoudendheid aan de dag leggen, terwijl dat lichamelijk contact juist wel van een speler gevraagd wordt. Maar er zijn ook spelers die bijvoorbeeld heel erg in zichzelf gekeerd zijn en die jongens moet je constant bij de les houden.’

‘Ook heb je spelers die bijvoorbeeld heel snel afgeleid zijn. We voetballen pal onder de aanvliegroute van Maastricht Aachen Airport en als een vliegtuig overvliegt, dan kijkt zo iemand meteen in de lucht omdat hij is afgeleid.’

‘Iemand met autisme krijgt heel veel prikkels binnen die hij heel lastig verwerkt. Elke prikkel is een puzzelstukje en in plaats van de stukjes in elkaar te laten passen beïnvloedt elke prikkel zijn mindset.’

‘Een voetbalwedstrijd is een stortvloed aan prikkels. Ze worden geconfronteerd met onbekende tegenstanders en met spelers die ze niet kennen. Dat is niet vertrouwd en dus moeilijk voor iemand met autisme.’

‘Maar ook mensen die langs de kant staan, wat zeggen of zelfs staan te schreeuwen. Dat zorgt voor een extra dimensie bij een wedstrijd en maakt het extreem moeilijk voor hen.’

‘Ze kunnen ook erg in zaken blijven hangen. Tijdens de rust geven we altijd onze objectieve mening over de eerste helft. Bijvoorbeeld: ‘Jongens, het kan en moet beter.’ Maar dat zeg je natuurlijk met een bepaalde intonatie. Niet schelden, maar wel duidelijk de aandacht van de jongens vragen.’

‘Voor elke training bespreken we de wedstrijd van het afgelopen weekend. ‘Ja, maar dit’ en ‘Ja, maar dat’, hoor je dan. Maar de stelregel is: als wij iets zeggen moeten ze weliswaar luisteren, maar we zijn nooit boos op ze. Nooit. 100 kansen missen? We zullen nooit boos zijn! Maar we proberen er met tips en aanwijzingen voor te zorgen dat die 100 keer 80 keer wordt. Maar boos zijn we dus nooit.’


Luisteren: de spelers zijn één en al oor als de scheidsrechter hen toespreekt!

‘Waarom zeggen we dat? Als je het vertrouwen wint van iemand met autisme, dan heb je een wereld gewonnen. Oogcontact is daarbij ontzettend belangrijk. Dat was ook stap één: het bouwen aan vertrouwen tussen spelers en begeleidingsstaf. Zit je ergens mee, kom dan naar ons toe. Geen probleem! En als staf moet je daaraan constant werken. Vertrouwen staat gelijk aan plezier.’

Jullie selectie bestaat hoofdzakelijk uit spelers die een verstandelijke beperking hebben. Maar hoe lastig is het als spelers ook een lichamelijke beperking hebben?
‘Twee spelers hebben een fysieke beperking en hebben moeite met het kortere werk. Dan moet je kijken hoe je zulke spelers op hun beste positie kunt uitspelen.’

‘Zo wisselt een veldspeler met onze vaste keeper af in doel. Elke woensdag wordt een keuze gemaakt wie gaat voetballen en wie gaat keepen. Dat spreken de spelers zelf af met één van ons erbij. Eenmaal is gekozen wie welke rol op zich neemt, dan accepteert iedereen dat en is het klaar. Geen discussie meer. Duidelijkheid is belangrijk.’

‘Maar welke beperking je ook hebt: we houden er gewoon rekening mee. Tijdens trainingen heb je als trainer snel in de gaten waar iemands grens ligt. Dat weet je en is verder ook geen probleem.’

Wat hebben je zelf voor een achtergrond? Met andere woorden: over welke competenties moet je beschikken om een G-team te kunnen begeleiden?
‘Ik ben ervaringsdeskundige. Geduld hebben is in mijn ogen veel belangrijker dan een zorg- of pedagogische achtergrond. En het is natuurlijk handig dat je als trainer ook verstand van voetballen hebt, haha! Je moet wel iets kunnen voordoen of uitleggen natuurlijk.’

‘Je moet met ze spelen, ze uitdagen, binnen hun kaders houden, maar dat is een wisselwerking. Zij proberen ons net zo uit! Daar moet je op een leuke manier mee omgaan.’

‘Maar als trainer in het G-voetbal moet je ook voor ogen houden dat de spelers helemaal niet zo kwetsbaar zijn als iedereen misschien denkt. Ze kunnen best wel tegen een stootje. De maatschappij is voor hun ook keihard. De maatschappij zet mensen met een stoornis heel makkelijk aan de kant, want zulke mensen zijn iets minder weerbaar. Ze geven geen weerwoord.’

‘Met sporten is dat net zo. Je kunt ze best ergens op aanspreken. En nu is het genoeg geweest!’

Tijdens wedstrijden is de staf soms best hard tegen de spelers. Gaat dat dan niet wat ver?
‘Nee hoor, helemaal niet. De spelers hebben die herhaling juist nodig! Al moet je iets tien keer herhalen, geen probleem. Ze denken niet na drie keer: ‘Nu weet ik het wel’. Het is heel simpel: je moet de spelers blijven sturen. Metertje naar links, kort dekken, loop in de ruimte, etc. Uiteindelijk zetten ze de knop om en leren ze. Dat zit dan in hun systeem.’

‘Vandaag heb ik een oefening met ze gedaan waarbij ze vanuit een vrij simpele combinatie elkaar moeten aanspelen waarbij ook een stukje timing en gevoel voor ruimte komt kijken. Dat is voor hun extreem ingewikkeld. Dat moet je ook niet doen met 25 pionnen op het veld. Dan gaat het geheid fout.’

‘Je moet de oefening zo samenstellen dat ze snappen hoe ze moeten lopen en gaandeweg bouw je de oefening uit en verhoog je de moeilijkheidsgraad. Over drie weken hebben ze de oefening onder de knie. Inspelen, kaatsen, breed lopen, diepte zoeken, weer kaatsen. Zo’n proces duurt gewoon langer dan bij iemand zonder beperking. Je moet zo’n oefening er echt inslijpen, maar met een botte slijpsteen. Want het duurt lang.’

‘Tegelijkertijd is dat de uitdaging voor ons. Om spelers verder te brengen en te zien groeien. Een succesmoment voor iemand met autisme is geweldig! Elk succesmoment is een grote overwinning. Maar met elke teleurstelling hebben ze het enorm moeilijk. Dat is ook iets dat je moet aanvoelen.’

‘Dus om terug te komen op de vraag: ervaring is ontzettend belangrijk in de begeleiding van deze spelers. Begaan zijn met de doelgroep vind ik heel belangrijk. Zorgen dat je een band krijgt met de spelers en zorgen dat ze niet tegen je opkijken. Je moet een prettig werkklimaat creëren. Veiligheid. Met plezier naar de club komen en weer met plezier naar huis.’

‘Er zijn altijd wel momenten dat het tussen spelers en staf of spelers onderling even botst en daar moet je als staf heel goed op letten. Laat een speler niet met zo’n rotgevoel naar huis gaan, want het laat hem niet los. Doet zich zo’n situatie voor, neem de speler apart, praat erover en los het op.’

‘Als zich incidenten voordoen tijdens een wedstrijd, dan hebben ze moeite om dat te verwerken. Een tegenstander heeft een keer één van onze spelers vanuit het niets geslagen. Dat had een geweldige impact op de spelersgroep. Nog afgezien van de speler die de slag kreeg.’

‘Dat zijn dingen die hard aankomen. Wat is dit? Een onveilige situatie! Maar het gebeurt. En dan moet je als begeleiders de kunst verstaan om zo’n groep op te vangen en met de spelers in gesprek te gaan.’

‘Het is gebeurd en ja, het is fout, maar we gaan als staf ermee verder richting tegenstander en KNVB. Dat je pal voor je spelers staat is belangrijk. En achter de schermen met betrokkenen hierover spreekt. Je kunt niet zeggen: ‘Het is gebeurd, zand erover’. Nee, dat werkt bij deze doelgroep niet. Het moeilijkste is dat je op het moment zelf volstrekt machteloos bent.’

‘In mijn ogen komt dit incident voort uit een gebrek aan de juiste en voldoende begeleiding. Dat is het verschil met ons. Het gebrek aan begeleiding werd toen pijnlijk zichtbaar. Je kunt als begeleider niet ook nog zelf gaan meespelen. Dat kan gewoon niet. Je hebt minimaal twee begeleiders nodig. Heb je te weinig mensen, dan spelen we niet in plaats van wel voetballen en zelf meespelen.’

‘Ik zal een goed voorbeeld geven: tijdens mijn tijd bij EHC had ik een team onder mijn hoede dat in de Eerste Klasse speelde. Maar er was een speler die altijd in de Tweede Klasse had gespeeld. Hij was op een leeftijd gekomen dat zijn voetbalcarrière erop zat maar wilde graag trainer worden. Hij speelde al jaren bij EHC en wilde graag bij het G-voetbal betrokken blijven.’

‘We hebben destijds besloten hem als assistent toe te voegen aan de begeleidingsstaf en je merkt dat zo’n jongen daarvan groeit. Dat had een positieve invloed op hem. Dat ging ontzettend goed!’

‘Maar er zijn ook clubs die zo’n jongen op pad sturen met zijn eigen team en je kunt op vijf vingers natellen dat zo’n constructie uiteindelijk tot problemen leidt. Combineer je dat met een vaste begeleider, dan is dat geen probleem.’

‘Ik liet hem ook trainingen voorbereiden. En dan zag je zo iemand groeien. Daar kun als begeleider veel in betekenen en iemand (bij)sturen.’

Wat nemen spelers van het voetbalveld mee naar het dagelijkse leven?
‘Ik zie de spelers met name groeien op mentaal vlak. Ze leren bij ons hoe om te gaan met anderen mensen en zo hun sociale vaardigheden te ontwikkelen. Want heel vaak bevinden zulke jongens zich spreekwoordelijk op een eiland. Ze spelen nu in een team van 13 spelers en je merkt dat ze elkaar ook buiten het voetbal opzoeken. Ze gaan samen naar de bioscoop of spreken af in de binnenstad. Of ze gaan gezamenlijk naar Fortuna kijken. Ze zoeken elkaar op en dat is een mooie ontwikkeling.’


Groei op mentaal vlak: de doelman van Fortuna’s G-team is de vaste doelman tijdens de rustactiviteit

‘Het opbouwen van sociale contacten is heel belangrijk. Samen sporten is dus van groot belang. Weg van huis, niet achter de TV blijven zitten, de PlayStation aan de kant zetten. Ze hebben afgesproken met elkaar en dat zorgt ervoor dat ze ook gáán.’

‘Je ziet de spelers door het voetbal opbloeien en zich open te stellen voor sociale contacten. Dat is een mooie ontwikkeling.’

Het lijkt erop dat er flink wat verschil zit tussen de drie klassen (1e Klassen, 2e Klasse en 3e Klasse) in onze regio. Ben je als Fortuna Sittard zijnde niet verplicht in de 1e Klasse te spelen?
‘Nee joh, dat is helemaal niet belangrijk! Je moet in een klasse spelen waar je thuishoort. Ze hebben tijdens de najaarscompetitie alles gewonnen en spelen nu in de Eerste Klasse, maar je ziet dat het verschil gewoon te groot is.’

‘Binnen het G-voetbal hanteren we de ongeschreven regel dat dubbele cijfers uit den boze zijn. 10-0 winnen staat niet in ons woordenboek!’

‘Je probeert dan altijd de tegenstander ook een paar doelpunten te laten maken. Staan we aan de rust met flink wat doelpunten voor, dan zeg ik altijd: ‘De tweede helft gaan we trainen. Scoren hoeft niet meer.’ Of je haalt een speler eruit. Je moet dat aanvoelen en met de situatie spelen. Het moet leuk blijven voor de spelers.’

‘Maar nu we veel verliezen leidt dat tot frustraties. Het is een hels karwei om de jongens mentaal weer op te lappen, op woensdag fris op de training te krijgen. Maar dat doe je door veel met ze te praten. ‘Jongens, hier moeten we doorheen’, zeg je dan. Want verliezen van zo’n tegenstander is niet erg.’

Het zwaartepunt van het Zuid-Limburgse G-voetbal ligt in Maastricht en Parkstad. Een flauwe opmerking is natuurlijk gauw gemaakt, maar wat is hiervan de reden?
‘Ik geen idee hoe dat zo is ontstaan. Dat zou ik niet weten. Maar het klopt, in die regio’s zijn de meeste G-teams geclusterd.’

‘Ten noorden van ons heb je natuurlijk SC Susteren. Maar zij zitten een beetje tussen de Tweede Klassen en Derde klasse in. En Caesar, die hebben ook een G-team.’

‘Wat we tijdens de gesprekken met Fortuna hebben geëist is dat we per sé aan de competitie willen deelnemen. Want zo maak je ook verenigingen in de regio wakker. Want elke club heeft misschien wel een speler waarmee ze niet veel kunnen, maar hem of haar ook niet het voetbalplezier willen afnemen. Het is gewoon jammer als zulke spelers de hele wedstrijd op de bank zitten.

Alle zijn eveneens supporter van Fortuna. Dat lijkt op het model van Athletic de Bilbao, dat louter en alleen speelt met spelers die in Baskenland zijn geboren. In hoeverre staat dat principe (dat spelers tevens fan (moeten) zijn van Fortuna) jullie sportieve vooruitgang in de weg?
‘O, maar dat is een leuke bijkomstigheid, maar zeker geen must. Helemaal niet zelfs. Weet je wat? Ze worden vanzelf wel Fortuna-supporter als ze bij ons spelen!’

Desondanks: als je fan bent van de club waarvoor je zelf voetbalt, dan moet dat toch vleugels geven?
‘Dat geeft het iedereen. Vooral tegenstanders. Die denken toch: ‘Oei, daar komt Fortuna’. In de beginfase van ons team speelden we bij SV Budel en kwam meteen de trainer op me af. ‘Wel een beetje rustig aan vandaag, want jullie zijn tenslotte Fortuna. We hebben gehoord dat jullie zo’n goed team hebben.’

‘Maar we hadden destijds pas één wedstrijd gespeeld! Toch merk je dat het aanspreekt, als je onder de vlag van Fortuna ergens naartoe gaat. Het grote nadeel is dat iedereen van ons wilt winnen. Dus ook de tegenstanders krijgen vleugels.’

‘Ik zei toen tegen de trainer van SV Budel dat ik al blij was met een gelijkspel, maar dat kon hij niet geloven. Ik moet hem ook een beetje gelijk geven, want we wonnen destijds met 4-6, haha!’

‘Maar ook al was het een gelijke strijd, je merkt toch dat Fortuna enorm aanspreekt. Als we via de website van Fortuna communiceren dat we een selectiedag organiseren, dan is dat toch anders als zou je het doen via website van een amateurclub uit de regio.’


Fortuna’s G-team, seizoen 19/20

‘Nu je het zegt: enige tijd geleden vroeg ons een amateurclub uit de regio of één van hun spelers bij ons op proef mocht komen. Zelf wisten ze eigenlijk geen raad met hem. Door omstandigheden is het er destijds niet van gekomen, maar je merkt wel dat we zichtbaar zijn en clubs erover nadenken als zo’n speler zich aandient.’

‘Recent hebben we een speler laten meetrainen die dolgraag naar Fortuna wilde komen. En ik was heel blij dat er mensen van Fortuna aanwezig waren. Die jongen had een heel opgewekt karakter, lag meteen goed in de groep, maar kon het fysiek niet helemaal aan. Ons niveau was nét iets te hoog. Dan moet je ook eerlijk zijn en hem tegen zichzelf in bescherming nemen. Want dat gaat op langere termijn niet werken.’

‘Dat hebben we met de mensen van Fortuna besproken en met zijn ouders. Maar we hebben wel gezegd dat onze deur altijd openstaat en hij van harte welkom is tijdens een trainingsavond. Hij werd ook prima door de groep opgevangen, maar om wedstrijden te gaan spelen, dat is een ander verhaal.’

Fortuna heeft, zonder dat ook maar één speelster is vastgelegd, al ruimte op haar website ingeruimd voor ‘Fortuna Sittard Vrouwen’. Onder het kopje ‘Teams’ mis ik het G-team. Om jullie te vinden op Fortuna’s website moet je goed zoeken.
‘Dat klopt, maar dat stoort me helemaal niet. Fortuna helpt ons juist bij heel veel zaken! Natuurlijk, niet iedereen binnen de club zal helemaal vertrouwd zijn met ons, maar binnen het MVO kent iedereen ons en dat is het allerbelangrijkste.’

‘Afgelopen seizoen heeft Sjors Ultee een keer de training geleid, maar dat was op vraag van ons. Dat was trouwens een ontzettend leuke ervaring voor de selectie!’

‘Momenteel maakt Bo Breukers zich namens de club hard voor ons en dat helpt. De samenwerking met Bo verloopt heel goed. Het groeit, maar heeft tijd nodig. We zijn natuurlijk ook nog niet zo lang bezig. Maar je moet je afvragen of dat je belangrijkste drijfveer moet zijn.’

‘De doelstelling was G-voetbal onder de vleugels van Fortuna brengen en dat is gelukt. Ik denk zelfs dat wij de eerste en enige betaald voetbalclub zijn die een G-team heeft dat uitkomt in een officiële KNVB-competitie. Dat is al uniek en daar ben ik blij mee. Maar voor de rest? Het gaat mij erom dat die jongens op zaterdag lekker kunnen voetballen. Met ze bezig zijn. Een lach en een traan. Snap je? Als Fortuna iets meer ruchtbaarheid aan ons geeft, prima.’

Het leiden van een team houdt ook in dat jullie ook minder leuke beslissingen moeten nemen en soms afscheid nemen van spelers. Hoe voeren jullie zulke slechtnieuwsgesprekken?
‘De praktijk leert dat zulke gesprekken zonder meer voorkomen. We hebben al van spelers afscheid moeten nemen. Dat is heel vervelend, maar zoiets beslis je nooit alleen. Dat gaat altijd na en in overleg met de woonbegeleiding. Er is in het voortraject altijd overleg en we worden globaal bijgepraat over de situatie. We weten niet exact wat er speelt, en dat hoeft ook niet, maar als de woonbegeleiding aangeeft dat een speler even in een lastige situatie zit, dat houden we daarmee rekening.’

‘De beslissing om afscheid te nemen van spelers had hoofdzakelijk te maken met het gebrek aan discipline. Wel of niet komen. Een blessure hebben. Of juist niet hebben. Dat is dan een optelsom en in overleg met ouders of woonbegeleiding kom je tot zo’n besluit.’


Slechtnieuwsgesprekken: Theo Vroomen grijpt in en past een wissel toe

‘Als een speler het team verlaat is de consequentie dat hij ook zijn Fortuna-spullen inlevert. Dat gebeurt standaard tijdens een trainingsavond, zodat de speler in kwestie afscheid van de groep kan nemen. Dat vinden we belangrijk en is ook fijn voor de spelersgroep. Dan kunnen ze een periode afsluiten.’

‘Dat kan best ingrijpend zijn voor een speler en ook daar moeten wij als begeleidingsstaf op een bepaalde manier mee omgaan. Zoals ik al zei: we nemen beslissingen die duidelijk zijn, maar we zijn nooit of te nimmer boos op iemand. Absoluut niet, want bij ons gaat niemand met een slecht gevoel naar huis!’

‘Natuurlijk, we krijgen te maken met vervelende situaties, maar we nemen altijd beslissingen in goed overleg met alle partijen. We geven altijd twee waarschuwingen en helpt dat niet, dan gaan we in gesprek met ouders of woonbegeleiding. Het aangeven van onze grenzen is daarbij ontzettend belangrijk!’

Recent plaatsten jullie een oproep aan G-voetballers om zich te melden. Hoe ziet jullie elftal er komend seizoen uit?
‘Geen idee. Maar we hebben wel het plan opgevat om wederom een selectiedag te organiseren. Het zou heel mooi zijn om die in het stadion te kunnen organiseren. Daar maken Bo Breukers en Roland Hintzen zich hard voor. Hopelijk laat de grasmat een demonstratietraining toe.’

‘Maar we willen ook uitleg geven aan verenigingen uit de regio over wat G-voetbal behelst. Zo proberen we een speler of vier aan te trekken. We zitten juist wat te krap en willen uitbreiden. Een selectie van 14 is ideaal. Dan zit je altijd goed.’

En het niveau is dan van minder groot belang?
‘Waarschijnlijk spelen we dan weer in de Tweede Klasse en dan is het makkelijker om spelers aan te trekken. Om in de Eerste Klasse te blijven moeten we dringend gaan winnen en dat wordt niet eenvoudig.’

Is het dan moeilijk om een vriendenteam te blijven?
‘Natuurlijk. Maar op zich is dit helemaal niet erg voor deze spelersgroep. Het is een moeilijk seizoen. Ze leren hier echt hoe ze moeten omgaan met frustraties en teleurstellingen. Het leuke is daarvan is dat ze enerzijds enorm gefrustreerd zijn, maar er anderzijds samen uit te komen en op woensdag weer gemotiveerd naar de training te komen, dat zijn steeds kleine stapjes die ze zetten.’

‘Het leven gaat niet over rozen en het loopt vaak niet zoals zij denken dat het moet lopen. Een leerzaam seizoen dus.’

‘Maar ik heb het in de winterstop al voorspeld. ‘Jongens, dit wordt een moeilijk seizoen en raak niet gefrustreerd.’ Maar dat geldt voor ons, als staf, net zo. Ik raakte ook een beetje gefrustreerd omdat de meest simpele dingen niet goed gingen. Zoals de bal spelen naar een speler met hetzelfde shirt aan. Dat heb ik tijdens de rust verteld.’

‘Het gaat niet om wel of niet goed, maar juist om het uitvoeren van ieders taak. Dat zijn er twee: 1) de bal naar dezelfde kleur spelen en 2) de bal van de andere kleur afpakken.’

‘Toen ik dat zo scherp stelde kwam dat echt wel bij de spelers binnen. Toen heb ik echt met ze moeten spreken en mijn excuses aangeboden. Dat ik zo reageerde is geen goede zaak, maar we zijn allemaal mensen. Uiteindelijk heeft zoiets met instelling te maken en niets met voetbalkwaliteiten.’

Maar desondanks blijven jullie een vriendenteam?
‘Het is een lang seizoen met moeilijke momenten. Die hebben zij en wij als staf net zo. Als je zo met ze omgaat, dan accepteren ze dat. Desondanks zijn en blijven we tóch een vriendenteam. Absoluut!’

Na een klein uur zit de sessie erop. Theo sluit af met een mooie lijfspreuk die in een notendop weergeeft waar het begeleiden van een G-team om draait: ‘De mos ze neet mèt die eier laote laupe, want dan valle ze op een gegève moment kapot op de grondj.’

Michel Hennen