Een maand lang heerste Fussball Fieber over Berlijn. Die ganse Welt zu Gast bei freund Franz en een deinende Schwart-Rot-Geile Millionenmasse bij de Brandenburger Tor. Maar de schijn van de Fanmeile bedriegt: Berlijn is niet echt een voetbalstad. De echte Fankultur moeten we in de marge zoeken. Die marge zochten wij in mei op.


Fussball ist unser Leben
We lopen richting tijdelijke ingang van het nog net niet officieel geopende Berlin Hauphtbahnhof, wanneer een man van achter in de dertig ons aanhoudt. Of wij hem kunnen helpen. Hij wijst naar de Fernsehturm. Het grote uitzichtpunt van Berlijn, vlakbij de Alexanderplatz. Die versieringen op de ronde bol in de toren, wat moeten die voorstellen? Ein Fussball, antwoorden we. De vriendin van de man kiest voor een Maikäfer, maar wij houden voet bij stuk: dit is een voetbal. De man geeft een high-five, de vrouw loopt ‘Männer’ sissend verder.


Fussball oder Maikäfer?

Ze zal waarschijnlijk een zware maand achter de rug hebben. Berlijn en de vroege zomer van 2006 vormen niet de meest gelukkige plaats en tijd voor mensen die lijden aan voetbalhaat. Alles in Berlijn staat in het teken van voetbal: de Fanmeile aan de Brandenburger Tor, de ZDFarena in het SonyCenter aan de Potsdammerplatz, de replica van het Olympiastadion met videoschermen en plaats voor 10.000 toeschouwers bij de Reichstag en het beeld in het kader van het project Land der Ideeen dat in de vorm van een metershoge voetbalschoen Uwe Seeler op dezelfde hoogte plaatst als Johann Wolfgang von Goethe.


Carvalho mag blij zijn dat the Fat Scouser deze niet aan had…

Maar hoe zit dat im grauen Alltag, wanneer die Mannschaft geen Weltmeister der Herzen is, wanneer er voor de marketingindustrie geen miljoenen aan het voetbal te verdienen vallen, wanneer het voetbal in Berlijn op zichzelf aangewezen is? Hoe rijk aan voetbalcultuur is Berlijn dan?

Olympiastadion
Berlijn is in ieder geval één legendarisch stadion rijk: het Olympiastadion, dat gebouwd werd voor de beruchte Spelen van 1936. Het stadion, ontworpen door Werner March, heeft de vorm van een ovaal die uit twee ringen bestaat. De onderste ring ligt ingegraven in de grond, waardoor het stadion van buiten indrukwekkend, maar niet pompeus of intimiderend oogt. Binnenin in het stadion valt op dat de ovaal niet helemaal gesloten is, waardoor achter één open kant een doorkijk naar de bekende Glockenturm ontstaat. In deze opening in de tribunes brandde in 1936 de Olympische vlam.


Het gras ruikt naar Limburg

Aan de buitenkant zijn vooral de zuilen waarop de tribunes rusten karakteristiek. De zuilen passen in de neoclassistische bouwstijl die architecten ten tijde van het nationaal-socialisme graag hanteerden. Maar ook deze zuilen en de onderdoorgang onder de tribunes zijn niet zonder elegantie.


De mooie façade van het Olympiastadion

Het Olympiastadion is in 2004 na een aantal eerdere verbouwingen grondig gerenoveerd, waarbij het stadion voor het eerst helemaal overdekt werd. De overkapping, die haast los van de tribunes lijkt te hangen, heeft het oorspronkelijke karakter van het stadion nauwelijks aangetast. Het stadion, waar 70.000 toeschouwers in kunnen, vormt het hart van het Olympiagelände, waarvan verder het Mayfeld met de Glockenturm en het oude zwemstadion interessant zijn. Helaas kunnen wij hier alleen een glimp van opvangen, omdat het Gelände behalve het stadion niet toegankelijk is. Wij zijn niet alleen onder de indruk van het stadion, maar ook onze neus wordt geprikkeld. Het ruikt hier zo vertrouwd. Dat gras, dat ruikt naar Limburg… Inderdaad, enkele dagen eerder is het gras van Hendriks uit Heythuysen uitgerold in het stadion.

Hertha
Wanneer we het Olympiagelände via het gigantische voorplein willen verlaten, wacht ons een verrassing. Hertha BSC organiseerst samen met de Berliner Stadtreinigungsbetriebe een feestje voor de supporters. Zo staan we ineens oog in oog met voormalige en huidige cracks als Michael Preetz, trainer Falko Götz en de Braziliaanse pseudovedette en het Stadtreinigungsbetriebe-reclame-icoon Marcelinho (‘Du willst meinen Respekt? Dan kick es in die Tonne!’). Publiekslieveling Zecke Neuendorf ontbreekt helaas, maar de aanwezigheid van Herthinho maakt voor ons veel goed.


Herthinho op doel

Hertha BSC is de absolute grootmacht van het Berlijnse voetbal. De club (opgericht in 1892) werd ontelbare malen kampioen van Berlijn en werd landskampioen in 1930 en 1931. Op nationaal niveau telt de club sinds de oorlog echter amper mee. Hertha speelde geregeld in de lagere liga’s en kende vaak grote financiële problemen. Begin jaren zeventig was Hertha genoodzaakt de grond van de Plumpe te verkopen, het stadion in Gesundbrunnen waar de club sinds 1903 speelde. De verhuizing naar het Olympiastadion en andere tijdelijke onderkomens was niet goed voor de toeschouwersaantallen.

Begin jaren negentig, na weer een bijna-faillissement, speelde Hertha voor enkele honderden mensen in de Oberliga. Sinds de overname door UFA (een dochter van mediaconcern Bertelsmann) gaat het weer bergopwaarts. Hertha is opgeklommen naar de subtop van de Bundesliga en trok het afgelopen seizoen gemiddeld bijna 47.000 toeschouwers. De vurig gewenste sprong naar de (inter)nationale top blijft vooralsnog echter uit. En het zal er ook wel niet van komen zolang Dick van Burik onder contract blijft staan.

TeBe
In eigen stad staat Hertha echter op eenzame hoogte. In de 2. Bundesliga speelt geen enkele club uit Berlijn, in de Regionalliga afgelopen seizoen alleen de Hertha Amateure. We moeten afzakken naar het niveau van FC Wegberg Beeck 1920 om andere clubs uit Berlijn tegen te komen. Dat zijn er in de Oberliga Nordost-Nord meteen zeven. De meeste van die clubs leiden een marginaal bestaan. Ze spelen hun wedstrijden voor hoogstens enkele honderden mensen en hebben middelen noch ambitie om hoger te reiken.

Toch zijn er ook op dit niveau wel een paar interessante clubs te vinden. Zoals Tennis Borussia Berlin. De paars-witten waren vooral tussen de wereldoorlogen en in de jaren vijftig een populaire club in Berlijn. In de jaren zeventig speelden die Veilchen nog twee seizoenen Bundesliga, daarna zakte de ploeg ver weg. Toch heeftt TeBe nog steeds een bescheiden reputatie als Kultclub voor artiesten en intellectuelen. Maar voor de competiewedstrijden komen slechts een paar honderd mensen naar het Theodor-Mommsenstadion in Charlottenburg. Waarschijnlijk zal het bij de trainingen van die Mannschaft in hetzelfde stadion drukker zijn geweest dan bij alle wedstrijden van TeBe in het afgelopen seizoen samen.

Union en de Alte Försterei
De twee andere Kultclubs van Berlijn hebben hun roots in de DDR. We hebben het over BFC Dynamo en over 1.FC Union Berlin. Union bestaat in de huidige vorm opgericht veertig jaar, maar heeft een voorgeschiedenis die teruggaat tot 1906. Onder de naam Union Oberschöneweide behoorde de club tussen de oorlogen tot de succesvollere clubs van Berlijn. De club had grote aanhang in de grote Zuid-Oostelijke wijken Treptow, Köpenick en Oberschöneweide.

Tijdens de Koude Oorlog werd niet alleen Berlijn, maar ook Union in tweeën gedeeld. Spelers en trainers van het eerste elftal ontvluchtten Oost-Berlijn en richtten in het westen een eigen Union op, dat in de jaren vijftig veel toeschouwers naar het Poststadion lokte, maar daarna in de anonimiteit verdween. Het oorspronkelijke Union Oberschöneweide ging in de DDR zonder grote successen verder onder de namen SG Oberschöneweide en Motor Berlin. Bij een reorganisatie van het voetbal in de DDR in 1966 kreeg de club de kans de naam Union weer te voeren. Sindsdien heet de club Union Berlin.

Union Berlin stelde in de DDR sportief niet echt veel voor (de enige prijs was het winnen van de beker in 1968), maar gold wel als de populairste club van Oost-Berlijn. Dat had Union vooral te danken aan de achtergrond van de twee andere grote clubs van Oost-Berlijn: Vorwärts was de club van het leger, Dynamo die van de politie. Union kon zich daartegen afzetten als de club van het volk.

Dat imago van de volksclub die dwars tegen de autoriteiten ingaat, heeft Union na de Wende zorgvuldig gekoesterd. De club profileert zich als tegendraadse Traditionsverein en cultiveert zichzelf op een wijze die aan FC St.Pauli doet denken. Zo nam punkicoon Nina Hagen (waar het rebelse inmiddels ook al zo’n 25 jaar van af is) eind jaren negentig een nieuw clublied voor die Eisernen op. Zo loopt er sinds enkele jaren een projekt ‘Eiserne Menschen’, waarbij kunstfotograaf Georg Krause aanhangers van Union portretteert.

Ondanks voortdurende financiële problemen kende Union enkele succesvolle jaren. In 2001 haalde de club de finale om de DFB-Pokal, het jaar daarna werd UEFA-Cup gespeeld. Daarna zakte Union uit de 2. Bundesliga weg naar de Oberliga, maar het afgelopen seizoen werd de weg omhoog weer ingeslagen. Union werd kampioen van de Oberliga Nordost-Nord en speelt komend seizoen in de Regionalliga Nord. De club trok het afgelopen seizoen gemiddeld 5.900 toeschouwers, een bewijs dat de club kan bogen op een trouwe en grote aanhang. De binding met zuidoostelijk Berlijn – een geografische binding die bij andere Berlijnse clubs door de geschiedenis verloren is gegaan – zal daar ongetwijfeld een rol bij spelen. Het imago van de club eveneens.

Union speelt al sinds 1920 op de Alte Försterei, dat verscholen aan de rand van een sportcomplex ligt. Dat stadion kreeg zijn huidige aanzien vooral in de jaren zeventig, toen aanhangers van de club in hun vrije tijd nieuwe staantribunes bouwden. De staantribunes zijn allemaal onoverdekt, aan één lange zijde staat een nieuwere, maar bescheiden overdekte zittribune voor 1.500 toeschouwers. In totaal kunnen er 18.100 mensen in het stadion, dat opmerkelijk pas sinds zes jaar een lichtinstallatie heeft.


De Alte Försterei ademt voetbalsfeer

De Alte Försterei ademt een ouderwetse voetbalsfeer, die wel een beetje aan de Baandert van begin jaren tachtig doet denken. Veel staanplaatsen, dicht op het veld, compact maar niet klein. Weer of geen weer, het moet een genoegen zijn om hier met Bier & Currywurst naar die Eisernen te gaan kijken. Onze Geheimtipp: reis op 28 april 2007 af naar de Wuhlheide (zoals de buurt van het stadion heet).

BFC Dynamo
BFC Dynamo heeft misschien een wat minder trouwe aanhang (gemiddeld kwamen er afgelopen jaren 1.143 toeschouwers), maar fanatisme kan die aanhangers niet ontzegd worden. BFC is Millwall (‘No one likes us, we don’t care’), maar dan tot de macht drie. Zijn reputatie als meest gehate club van het land heeft BFC Dynamo opgebouwd ten tijde van de DDR. De club leidde jarenlang een redelijk onopvallend bestaan zonder ereprijzen, totdat Stasi-chef Erich Mielke Dynamo tot zijn persoonlijke speeltje maakte. Van 1979 tot en met 1988 werd Dynamo onafgebroken kampioen van de DDR. In dat laatste jaar speelde Dynamo twee legendarische Europa-Cupwedstrijden tegen Werder Bremen. Aan de 5-0 nederlaag in de uitwedstrijd was een historische 3-0 overwinning in Berlijn voofafgegaan. De manier waarop de Dynamo-spelers in het Friedrich-Ludwig-Jahnsportpark over het gras en hun tegenstanders raasden, voedde al snel de wildste dopinggeruchten.


Friedrich-Ludwig-Jahnsportpark: toneel van de laatste grote clash tussen DDR en BRD

Dat paste wel bij het imago van Dynamo. Andere geruchten gingen over gedwongen transfers, omkoping, vooraf vastgestelde uitslagen, bewuste dwalingen van de scheidsrechter en, als klap op de vuurpijl, over het doden van een naar het westen gevluchte speler door de Stasi. Geen wonder dus dat de club door iedereen binnen en buiten de Arbeiter- en Bauernstaat gehaat werd.

Die stelling behoeft overigens wel een beetje relativering: in 1980 trok BFC gemiddeld zo’n 15.000 toeschouwers, in 1988 waren dat er nog steeds zo’n 9.000. Maar na de val van de Muur ging het heel snel bergafwaarts. Het vertrek van de beste spelers naar West-Duitsland luidde het verval in, het negatieve imago deed de rest. De club deed nog een paar pogingen het tij te keren: de naam werd veranderd in FC Berlin (tevergeefs, dus na een paar jaar kwam de oude naam terug) en er werden erkende  publiekstrekkers aangetrokken (Dorel Zegrean was de bekendste van hen). Maar er viel niets meer te redden: BFC Dynamo was uit de gunst van het grote publiek gevallen, slechts de  – veelal werkloze, kansloze en radicale – jeugd van volkswijk Prenzlauer Berg en die van buitenwijken als Hohenschönhausen en Ahrensfelde bleef BFC in het hart meedragen. Van het speeltje van de autoriteiten werd BFC zo het toevluchtsoord voor Lonsdale-jongeren, skinheads en andere radicale elementen uit de Duitse jeugdcultuur.

Randalen op Höhenschönhausen
Het vroegere Deutsches Sportforum in de oostelijk gelegen Plattenbau-wijk Hohenschönhausen ligt er op zaterdag 12 mei grauw en troosteloos bij. Maar druk is het er wel. BFC tegen Union blijkt een bijzondere wedstrijd. Meer dan 5.000 BFC’ers hebben weer eens de weg naar het stadion gevonden. Bij een normale competitiewedstrijd speelt BFC voor nog geen duizend mensen. Die Eisernen nemen ruim duizend mensen mee, de politie zet elfhonderd mensen in bij deze derby. Het is voorlopig de laatste clash tussen de twee aartsrivalen: Union is net deze week gepromoveerd, terwijl Dynamo in de middenmoot staat.

Net als bij de Alte Försterei voelt het bezoek aan Hohenschönhausen aan als een terugkeer naar het voetbal van twintig, dertig jaar geleden. De kazernes en sportvelden op het Sportforum ogen moe en verouderd. Hetzelfde geldt voor het stadion, dat bestaat uit een kleine zittribune (600 plaatsen waarvan 200 overdekt) en voor het overige alleen maar onoverdekte staanplaatsen. De onvermijdelijke sintelbaan wordt niet meer onderhouden, maar is bedekt met zwart zand. Uit hetzelfde zand is de aarden wal opgetrokken waarop de tribunes gebouwd zijn. De afrastering stamt ook uit oude tijden en ziet er allerminst onoverkomelijk uit.


De Randalierer staan nu nog achter het hek

Al drie Stadtbahnstations voor halte Landsberger Allee staat de politie te patrouilleren. Rond Landsberger Allee zelf hangen de nodige onguur ogende Typen – skinheads, motorclubjongens –voorzien van BFC-parafernalia rond. De paar kilometer lange weg van het station naar het Sportforum is omgeven door politie-agenten. Vlak voor aanvang van de wedstrijd bereiken we het stadion. We kopen een kaartje voor het uitvak en lopen de aarden wal op naar de tribunes.

Er heerst sfeer. Die BFC’er en die Eisernen laten luidkeels van zich horen. De wedstrijd zelf is erbarmelijk slecht, maar dat deert niemand. De Dynamo-aanhang scandeert leuzen waarin de woorden ‘Union’ en ‘Schwulen’ een geliefde combinatie vormen. De hoofdtribune rolt een spandoek uit waarop dezelfde woorden voorkomen. Zelfs de beledigingen zijn hier heerlijk ouderwets! De sfeer is landerig en gespannen tegelijk. Aan de lange zijde steken BFC-fans een Spruchband in de fik; twee mensen van de Ordnungsdienst komen op hun dooie akkertje met een emmer water het brandje blussen. Verder kijkt niemand op of om. Dynamo komt terecht op voorsprong, maar loopt vlak voor rust tegen een domme rode kaart aan. Union benut de numerieke meerderheid in de tweede helft om wat meer druk te zetten en scoort de terechte gelijkmaker. Daar blijft het bij. Op het veld tenminste.

Op de tribune roepen Union-fans de eigen supporters op om het gehate Dynamo twintig minuten voor tijd ‘auf Wiedersehen’ te zeggen. Hun omschrijving van BFC: “Geboren aus Hass und Neid auf alles, was unz Stolz macht: Tradition (die nicht nur in der DDR liegt), Beachtung, Fans, Begeisterung, Leidenschaft, Leidensfähigkeit.“  Dus: „Verlasst gemeinsam noch vor dem Abpfiff das Stadion, vergesst nicht zu winken!!!“ Proeven wij hier enige Überheblichkeit? Zo’n arrogante actie kan alleen maar fout aflopen.

En inderdaad: twintig minuten voor tijd verlaat een deel van de Union-fans in een sarcastische afscheidsgeste het stadion. Voor de BFC’ers is dat gefundenes Fressen. Wat volgt, is een ouderwetse pitch-invasion. De Randalierer maken ruzie met enkele Union-waaghalsen die het veld op zijn gegaan, met de Ordnungsdienst en met de opeens slechts spaarzaam aanwezige politie. Er zijn nog wat halfhartige pogingen om het hek naar het Union-vak te slechten, maar verder wordt er vooral veel met zand gegooid. Na een half uurtje razen en rennen, grijpt de politie in. De BFC-supporters worden weer de tribune opgedreven. De wedstrijd wordt met nog twaalf minuten te spelen gestaakt.

De verontwaardiging in de media is uiteraard groot. Net als de verontrusting over de schade aan het imago van het Duitse voetbal en van Berlijn zo vlak voor het wereldkampioenschap. De voetbalbond reageert nuchter: de uitslag wordt omgezet in een nederlaag voor BFC en de club moet een paar wedstrijden zonder publiek spelen.

De pitch-invasion vormt een passend einde aan een reis naar andere voetbaltijden. Voetbaltijden die overigens bij nog wel meer clubs in de Regionalliga en Oberliga te beleven zijn. Alleen jammer dat we een deel niet hebben meegemaakt, omdat de Hammers onder ons zo nodig de Cup Final moesten zien en dus eerder weg wilden.

De balans
Wanneer we de balans opmaken van Fussballstadt Berlin, dan moeten we concluderen dat de geschiedenis ook in het voetval grote sporen heeft nagelaten. Er hebben zich in Berlijn geen grote clubs met een natuurlijke achterban kunnen ontwikkelen. Hertha heeft in de jaren negentig geprofiteerd van de commercialisering van het voetbal, maar de club heeft daardoor wel iets gekunstelds over zich. Union heeft een trouwe achterban, die vergroeid is met de geschiedenis en de herkomst van de club, maar meer dan de Regionalliga lijkt voor die Eisernen niet weggelegd. TeBe en BFC hebben ieder hun eigen, totaal verschillende niche gevonden, die het mogelijk maakt om te overleven, maar verdere groei uitsluit. Andere clubs van betekenis zijn er niet in Berlijn.

Voor een stad van de omvang van Berlijn – meer dan vier miljoen inwoners – is dat een magere balans. Dat neemt niet weg dat er in de kantlijn genoeg te beleven valt. Het voetbal in de Oberliga kent een sfeer, die op de hoogste niveaus al lang niet meer te beleven valt. En het Olympiastadion is een must voor iedereen die van geschiedenis, architectuur en stadions houdt. Ook zonder Fanmeile is Berlijn voor de voetballiefhebber de moeite waard.

PM