Vergeven en vergeten Deel 4
Zo af en toe loopt er bij Fortuna wel eens een voetballer rond van wie ik het gevoel heb dat hij in de verkeerde tijd geboren is. Hij kan er waarschijnlijk ook niet veel doen, maar om de een of andere reden zie ik hem in gedachten twintig jaar eerder op het veld staan. Marco Heering, bijvoorbeeld, roept met zijn buikje, zijn primitieve passeeracties en zijn kansloze afzwaaiers meer associaties op met SC Amersfoort in de jaren ’70 dan met Fortuna in the Third Millennium. Bij Jaap van den Berg had ik ook zo’n gevoel.
Dat begon al bij de naam. Jaap van den Berg. Een oerdegelijke Hollandse naam met een hoog jongensboekengehalte. Jaap van de Berg had zo de stopperspil van de A.F.C.’ers kunnen zijn. Of ploegmakker van Kick Wilstra. Maar de gloriedagen van deze stripvoetbalheld waren toch echt voorbij toen Van de Berg actief was. De jaren ’70 waren van Appie Happie, niet van Kick Wilstra.
Maar niet alleen de naam, ook zijn manier van spelen straalde een ouderwets soort degelijkheid uit. Lees maar wat het Panini-album uit 1983 over hem zegt: ‘Voorstopper met een goede looptechniek. Sterk in de mandekking en beschikt over een goede wedstrijdmentaliteit.’ Het is Van den Berg in een notendop: niet het slimste jongetje van de klas, maar hij krijgt wel een acht voor vlijt.
Fortuna SC nam Van den Berg, een geboren Rotterdammer, in 1977 over van NEC. Hij was van oorsprong middenvelder, maar zou bij Fortuna al snel voorstopper worden. Op die positie miste hij geen enkele wedstrijd in het seizoen ’78/’79, toen Fortuna promotie via de nacompetitie op een haar miste.
Toen de promotie drie jaar later eindelijk wel een feit werd, was Van den Berg nog steeds basisspeler. In de eredivisie zou trainer Frans Körver echter steeds minder vaak gebruik maken van zijn diensten. Blessures en de concurrentie van de jongere Mario Eleveld en voorstopper bij gelegenheid Wim Koevermans (‘Sterk in de lucht ondanks geringe lengte,’ aldus het eerder genoemde Panini-album) speelden hem parten.
Op 12 mei 1984 kwam er na zeven seizoenen en 170 competitiewedstrijden een eind aan de loopbaan van Van den Berg. De eveneens vertrekkende Körver gunde hem samen met doelman Nico Hanssen bij wijze van afscheid een invalbeurt tegen FC Volendam. Rond die tijd – een paar weken eerder had Fortuna de bekerfinale gespeeld – was Van den Berg eigenlijk al helemaal uit beeld verdwenen. Zijn vertrek was dan ook niet meer dan logisch.
Toch had Körver eerder dat seizoen nog één keer een serieus beroep op hem gedaan. Fortuna’s tweede seizoen in de eredivisie verliep moeizaam en de ploeg dreigde naar de degradatiezone af te zakken. Na de 6-0 uitnederlaag tegen Excelsior, de grootste uit de clubgeschiedenis, was er zelfs sprake van een lichte crisissfeer. Reden voor Körver om voor de thuiswedstrijd tegen Sparta op 29 oktober harde maatregelen aan te kondigen. Körver wilde meer karakter in de ploeg brengen.
Normaal gesproken een typisch trainerscliché dat je voor kennisgeving aanneemt, maar bij Körver lag dat toch even anders. Dat bleek al uit de spelers die gepasseerd werden. Dat Tini Ruys te licht bevonden werd voor het karaktervoetbal van Körver, was niet zo vreemd. Maar Körver zette ook Gerrie Schrijnemakers op de bank, een man die over meer karakter beschikte dan alle linksbacks van de huidige KPN Eredivisie bij elkaar. En dat bleek nog sterker uit de spelers die hun plaats mochten innemen. De eerste was Jo ‘Ayatollah’ Bux (als VI toendertijd aan een voetballer vroeg wie de gemeenste tegenstander was die zo ooit hadden gehad, luidde het antwoord steevast ‘Jo Bux en Eugène Hanssen’.)
De tweede was, zoals gezegd, Jaap van den Berg. De aanpak van Körver had succes. In een slechte wedstrijd haalde Fortuna een zwaarbevochten 1-0 overwinning dankzij een vrije trap van Theo van Well. De karakterjongens hadden hun werk gedaan. Maar terwijl Bux de rest van het seizoen op karakter (en uiteindelijk ten koste van zijn knieën) op het middenveld bleef strijden, verdween Van den Berg na een aantal wedstrijden voorgoed naar het tweede plan. Van den Berg was vooral een stille kracht.
Verder herinner ik me Van den Berg vooral als een ijzersterke kopper. Hoewel hij niet opvallend lang was, was hij dankzij een stevig postuur en een flinke sprongkracht moeilijk te verslaan in kopduels. Het koppen zelf leek overigens allerminst een natuurlijke gave. Waarschijnlijk is er jarenlange oefening onder de kopgalg aan voorafgegaan voordat Van den Berg de bal enigszins fatsoenlijk wist te raken. En dan nog leek het hem er vooral om te gaan de bal zo hard mogelijk weg te koppen – de richting was van secundair belang.
Maar goed, voor een mandekker is de essentie van een kopduel dat hijzelf en niet zijn tegenstander de bal kopt. En zo bezien was Van den Berg een vakman. In die wetenschap ging hij vol zelfvertrouwen en vol overgave de kopduels aan. Zo ook op die koude zondagmiddag ergens in de winter van 1983. Fortuna speelde thuis, als ik me niet vergis tegen Haarlem. Een hoge bal dreigde ergens rond de middenlijn in het luchtledige te raken. Het was niet direct duidelijk waar of bij wie de bal zou belanden. Totdat Jaap van den Berg in actie kwam. Die was met zijn superieure looptechniek aanzienlijk sneller ter plekke dan de tegenstander (Joop Böckling? Piet Keur?). Ook nu ging Van den Berg zonder aarzeling de lucht in en ook nu met het gewenste resultaat. De bal vloog over een afstand van dertig meter over de zijlijn. Maar zijn vakmanschap had Jaap van den Berg dit keer in de steek gelaten. Hij zeeg ineen en bleef op de grond liggen. Gebroken neus. Geveld door het bruine monster.
PM