Vergeten en vergeven Deel 8

In mijn voetbalherinneringen is voor Peter Prauser een unieke plaats weggelegd. Toen ik een jaar of zes was, maakte ik nog weinig onderscheid tussen voetballers. Of het nu ging om Johan Cruijff, om Pim Doesburg, Aad Mansveld, Henk Bloemers of Nico Janssen, iedere voetballer was een goede voetballer (al was Willy Brokamp natuurlijk net iets beter dan de rest.) Maar voor één speler maakte ik een uitzondering: Peter Prauser was een slechte voetballer. De eerste in mijn leven. Mijn ongenoegen over de kwaliteiten van Prauser uitte ik door zijn naam te verbasteren tot Peter Prutser.


Op grond van welke feiten ik tot dat harde oordeel ben gekomen, weet ik eigenlijk niet meer. Toen ik voor het eerst naar Fortuna ging kijken, in 1978, verkeerde Prauser in de nadagen van zijn loopbaan. Ik kan mij geen enkele wedstrijd van hem voor de geest halen. Daar komt bij dat de statistieken niet echt in het nadeel van Prauser spreken: in zes seizoenen 41 doelpunten in minder dan 150 wedstrijden. Bovendien velt het toendertijd toonaangevende plaatjesalbum Topvoetbal in aktie 76/77 een mild oordeel over de Duitser: “Spits die soms wedstrijden lang onopvallend kan blijven en dan regelmatig gaat scoren. Zo ook in de wedstrijd: hij lijkt slechts bij vlagen mee te doen, maar dan ook extra gevaarlijk.” Het is duidelijk dat wij hier niet met een tweede Gerd Müller van doen hadden, maar de omschrijving is toch ook niet uitgesproken negatief. Zou de enige reden voor de naamsverbastering dan toch het voor de hand liggende karakter ervan zijn geweest?

Laten we de loopbaan van Prauser nader bekijken. Zijn komst naar FSC paste in een goede traditie. De club maakte in de beginjaren van haar bestaan graag gebruik van de diensten van Duitsers. De kleine Arno Ernst speelde negen seizoenen lang de klassieke rol van ausputzer, terwijl in het midden van de jaren zeventig Erich Merken een aantal jaren rechtsback was. Maar vooral Duitse spitsen vonden gretig aftrek in het Mauritsstadion en de Baandert. Dat begon in 1966, toen Fortuna’54 Uwe Fischer aantrok van Eintracht Gelsenkirchen en als ‘der Bomber’ aan het Geleense publiek voorstelde. Na Fischer volgden Gerd Schunck en Uwe Blotenberg. Allemaal spitsen die het meer van hun kracht en doorzettingsvermogen moesten hebben dan van hun techniek. Voor Prauser gold hetzelfde.

Prauser was weliswaar een Duitser, maar woonde in Tegelen. Als midvoor van Tiglieja had hij naam gemaakt in het Limburgse amateurvoetbal voordat FSC hem in 1973 contracteerde. In zijn beginjaren moest Prauser de concurrentie aan met de spitsen Uwe Blotenberg, Bart Stovers en Dick Hoogmoed. Omdat de laatste twee volledig faalden, kozen de trainers Cor Brom en Cor van der Hart uit armoede meestal voor Prauser. Pas na de komst van Hans Engbersen in 1976 verdween Prauser naar het tweede plan. De ongeëvenaarde goalgetter Engbersen was onmiskenbaar eerste keus, voor Prauser was nog slechts een rol als pinchhitter weggelegd. Ook in zijn laatste seizoen, 1978/79, kwam Prauser nauwelijks aan spelen toe. Totdat Tini Ruys aan de vooravond van de nacompetitie geveld werd door een blindedarmontsteking. Trainer Joop Castenmiller beschikte over een smalle selectie en had niet direct een logische vervanger voorhanden voor de linksbuiten. Hij kon kiezen tussen lichtgewicht Theo Geenen en de oude rot Peter Prauser. Zijn voorkeur ging uit naar de laatste. Zo bleef Prauser een geruisloos einde aan zijn loopbaan bespaard.

Fortuna begon met Prauser in plaats van Ruys sterk aan de nacompetitie. Mede dankzij twee doelpunten van zijn voet was de eredivisie na vier wedstrijden binnen handbereik. Een overwinning op Willem II zou promotie betekenen. De Baandert was met 20.000 toeschouwers voor het eerst in de geschiedenis van de fusieclub uitverkocht. Hans Engbersen bracht Fortuna vroeg in de wedstrijd op voorsprong, maar Kerkradenaar en oud-Fortunees Frans Roemgens zette met de gelijkmaker een streep door de rekening. Enkele dagen later kreeg Fortuna uit tegen FC Groningen een herkansing. In het Oosterpark bleef het echter nul-nul. Willem II promoveerde, Fortuna bleef ondanks een riante uitgangspositie met lege handen achter.

Voor Prauser, die in Groningen als invaller voor Geenen zijn laatste wedstrijd voor Fortuna speelde, moet het vertrouwd hebben aangevoeld. Samen met Joop Titaley en Huub Pfennings is hij de enige die de roemruchte nacompetities van de jaren zeventig allemaal heeft meegemaakt. Hij was erbij toen Jan Benen in 1974 uit tegen SC Amersfoort een vergeefse poging deed doelman Nico van Zoghel om te kopen. Hij speelde in 1976 een hoofdrol toen FC VVV thuis met 2-0 verslagen werd, maar maakte een paar wedstrijden later ook de beslissende nederlaag in de Koel mee.

Prauser, kortom, heeft een hoofdrol gespeeld in de eerste hoogtijperiode van Fortuna in de eerste divisie. En toch was hij mijn eerste slechte voetballer. Misschien kan de presentatiegids uit 1978 een verklaring bieden voor deze paradox. In deze gids worden alle spelers in een korte tekst aan ons voorgesteld. Zo leren wij van Peter Prauser dat hij in een Opel Manta rijdt, dat hij graag bier drinkt, dat Pele zijn sportieve voorbeeld is en dat Neil Diamond en de Bee Gees zijn favoriete muzikanten zijn. (Andere spelers noemen onder andere the Eagles, Abba, Kate Bush, Udo Jürgens, de Cats, Crosby, Stills, Nash & Young en Hildegard Knef. Welcome to the seventies. Fysiotherapeut Jos Wesolek maakt het het bontst: hij luistert graag naar Nico Haak.)

De tekstjes gaan gepaard met foto’s die genomen zijn tijdens een training op het atletiekterrein achter het stadion. De spelers zijn gefotografeerd terwijl zij iets met de bal doen. Rob Hutting en Hans Zuidersma houden hem hoog, Jaap van de Berg en Jan Weztels koppen hem, Jopie Titaley dribbelt ermee en reservekeeper Jo van Sintfiet vangt de bal. Het ziet er allemaal tamelijk vanzelfsprekend uit. Van Peter Prauser is ook zo’n foto genomen. Prauser is bezig de bal te ‘controleren’ tijdens een dribbeloefening langs pilonnen. En dat ziet er allerminst vanzelfsprekend uit. Met een van inspanning vertrokken gezicht tuurt hij naar de grond waar hij de bal net iets te ver voor zich uit heeft getikt. Met een uiterste inzet van zijn bonkige lichaam probeert hij de bal weer naar zich toe te halen. Op andere actiefoto’s stralen Prausers gelaatsuitdrukking (die door zijn klassieke Duitse snor iets treurigs in zich draagt) en motoriek een vergelijkbare verbetenheid uit.

Ik heb Prauser nooit bewust zien voetballen, maar de foto in de presentatiegids zegt mij voldoende. Als een eenvoudige trainingsoefening al zoveel lichamelijke en geestelijke inspanning vergt, hoe moet het Prauser dan in de wedstrijden vergaan zijn? Prauser moet wel een slechte voetballer zijn geweest. Tegelijkertijd dwingt die constatering respect voor hem af. Ik heb in de loop der jaren vele slechte voetballers voorbij zien komen, maar geen enkele die het zes seizoenen heeft volgehouden en daarin ook nog eens meer dan 150 wedstrijden en tegen de 50 doelpunten heeft gemaakt. Dennis Gerritsen, Kenneth Nysäther of Cosmin Maris kunnen het hem niet nazeggen. Een slechte voetballer blijft hij natuurlijk wel, maar ik ken niemand die net als Peter Prauser alles, maar dan ook alles, uit zijn beperkte talenten heeft gepeurd. ‘Hervorragend durchgesetzt,’ om met Fritz van Turm und Taxis te spreken.

PM