Het leek mij handig, gezien de reacties in het gastenboek op mijn wedstrijdverslag van MVV – Fortuna, om toch nog één en ander nader te motiveren. En dan wil ik het vooral hebben over hetgeen betrekking heeft op de taal, de dialecten dus, die wij spreken en de invloeden hiervan op de clubcultuur.

Zoals reeds beschreven, nam ik afstand van het fluitconcert uit ons vak dat afgelopen vrijdagavond de uitvoering van het “Mestreechs Volleksleed” door Angelina deed verstommen. Welnu, mijn mening blijft onveranderd, ik zal ze hier echter uitgebreid toelichten.

Ik kan me voorstellen dat een heleboel mensen het op een fluiten zetten, maar inhoudelijk gezien gaan zij aan een aantal aspecten voorbij. Tekstueel gezien staat het vermelde “Mestreechs Volleksleed” volledig los van voetbal. Ik ken de tekst niet echt grondig, maar mijns inziens is het lied bedoeld om een bepaald gevoel, behorend bij een bepaalde cultuurhistorische gedachte, tot uiting te brengen. En daar is mijns inziens niks mis mee.

Ieder land heeft zo zijn eigen volkslied, hetgeen refereert aan de historie. Hetzelfde geldt in Nederland voor de 12 afzonderlijke provincies, voor ons is er dus het Limburgs Volkslied in de uitvoering van “Waar in ’t bronsgroen eikenhout”, geschreven in 1909 door Gerard Krekelberg op de muziek van Henri Thijssen. Het unieke van dit lied, is dat het gangbaar is in de beide ‘Limburgen’, zowel bij ons alsook aan de Belgische zijde. Zo zijn er dus ook steden dan wel dorpen die zoiets als een eigen volkslied hebben. Zo is er in mijn eigen woonomgeving Gronsveld “De Grenedeer”, een lied dat verwijst naar de Gronsveldse schutterij en bronkviering.

In Maastricht is er dus het “Mestreechs Volleksleed”, afkomstig uit de opera “Trijn de Begijn” van Fons Olterdissen. En inderdaad, ook dit lied verwijst naar de historie van de stad Maastricht. Een korte zoekactie naar iets soortgelijks voor de regio van Sittard-Geleen leverde weinig bruikbare informatie op. Maar mocht er iemand zijn die hiervan meer weet, gaarne melden bij de redactie.

Maar waarom dan het gefluit tijdens het “Mestreechs Volleksleed”? Een reden hiervan zou best wel eens ten grondslag kunnen liggen aan het cultuurverschil tussen Maastricht en de Westelijke Mijnstreek, of groter nog: de rest van de provincie. Waar de wortels van de meeste Limburgers te vinden zijn in een cultuur van mijnbouw en agrarische beroepen, stond Maastricht vroeger toch wel te boek als een industriële werkomgeving, denk bijvoorbeeld aan originele Maastrichtse bedrijven als Sphinx en Mosa, alwaar velen hun dagelijkse kost pleegden te verdienen.

Daarnaast staan Maastrichtenaren vooral bekend als zeer chauvinistisch (“Joa veer zien vaan Mestreech en dat laote veer hure”) en bourgondisch. Met als belangrijk onderdeel daarvan een typisch dialect met veel francophone invloeden, die je eigenlijk verder alleen in de zeer nabij gelegen regio van de stad vindt, zeg maar de regio rondom de gemeente Eijsden. Deze francofone invloed wordt dan ook vaak niet op de juiste waarde geschat door anderssprekende Limburgers, die dialecten spreken met vooral vele Duitstalige accenten erin.

Het chauvinistische karakter van de Maastrichtenaren kan dus ook naar twee kanten overhellen. Allereerst een open en joviale kant, maar daarnaast ook iets van “wij zijn de beste en de rest doet voor ons onder”. Deze houding is natuurlijk inherent aan een Derbysfeer in het voetbal, waar men zich met veel gelijkgestemden dichtbij elkaar bevindt. Met de emoties behorend bij voetbal is een lichte dan wel zwaardere overhelling naar het negatieve dan ook verklaard.

Weer terug naar waar het eigenlijk om begon: het “Mestreechs Volleksleed”. Er is mijns inziens nog een belangrijk aspect om de invloed van het dialect niet te laten ondersneeuwen dan wel ridiculiseren. Vrijwel ieder dorp in Limburg heeft zo zijn eigen dialect, hetgeen van generatie op generatie is en wordt overgedragen. Weergegeven en opgeslagen in “diksjenèrs”. Het gevaar van de mondelinge overdracht schuilt hem in een verbastering van en bovendien de niet te onderschatten (negatieve) invloed van het Algemeen Nederlands op de dialecten. Steeds meer woorden die wij in ons dagelijks taalgebruik in ons dialect gebruik zijn gewone Nederlandse woorden, dus geen dialect meer! Terwijl er toch met enige regelmaat uit onderzoeken en studies blijkt dat het spreken van dialect een goede invloed op de taalbeheersing van de Nederlandse taal alsook vreemde talen alsook de algemene ontwikkeling heeft. Laten we die ontwikkeling dan ook in stand houding en ze niet bagatelliseren dan wel ridiculiseren.

En of we nu uit Zitterd, Gelaen, Mestreech of waar dan ook in Limburg vandaan komen, laten we trots zijn op onze cultuur en zeker onze dialecten! En zo groot is de kans op een Babylonische spraakverwarring nou ook weer niet.

Gegroet,

TMD